Kees Jiskoot, 1933-2015

In zijn professionele leven was Kees Jiskoot arts. Hij deed zijn artsexamen in 1960 aan de Universiteit van Utrecht, was vervolgens gouvernementsarts in voormalig Nederlands Nieuw-Guinea, huisarts in Terneuzen en verzekeringsarts in Goes. Zoals dat bij meer artsen het geval is (Vestdijk, Slauerhoff, Brakman, Tsjechov, Boelgakov en talloze anderen) trok hem de literatuur. Hij legde zich toe op het schrijven van light verse, dat hij vooral publiceerde in het tijdschrift De Tweede Ronde, en waarvoor hij in 2003 de Kees Stipprijs kreeg. Serieuzer was zijn vertaalwerk. Hij vertaalde alle (154) sonnetten van Shakespeare, tevens diens lange gedicht Venus en Adonis. Zijn belangrijkste sporen heeft hij echter verdiend met het vertalen van Russische poëzie, in het bijzonder werk van Michail Lermontov, Sergej Jesenin en Anna Achmatova.

‘Mijn kennis van het Russisch, met name mijn spreek- en luistervaardigheid, vult amper een vingerhoed’
Kees Jiskoots mateloze bescheidenheid staat in schrille tegenstelling tot wat hij als vertaler van Russische poëzie heeft gepresteerd. In 1977 volgde hij een schriftelijke cursus Russisch om vooral Tsjechov in het origineel te kunnen lezen. Van de Russische poëzie had hij toen nog geen enkel idee. Tien jaar later, in 1987, deed hij mee aan een door NRC-Handelsblad uitgeschreven vertaalwedstrijd, waarin een van de opdrachten het beroemde gedicht ‘Silentium’ van Fjodor Tjoettsjev (1803-1873) was. Tot Jiskoots grote verrassing behoorde zijn inzending volgens de jury tot de beste. Zoals hij later schreef deed deze eerste kennismaking met Tjoettsjev hem verlangen naar meer ‘ja, maakte de sadomasochist in mij wakker: de masochist die de martelingen van het vertalen als lustvol heeft ervaren.’

SILENTIUM

Ja, zwijg, kruip weg, en dek ze af,
gevoel en droom, als in een graf –
Laat hem in ’t diepst van jouw bestaan
stilzwijgend op en onder gaan,
als sterren in de nacht, veraf, –
bewonder hen – maar zwijg als ’t graf.

Hoe uit te spreken wat jij voelt,
waarop jij teert, wat jij bedoelt?
Brengt taal ons nader tot elkaar?
Alleen ’t verzwegene is waar.
Verstoor hun bronnen niet, blijf af! –
Maar drink daaruit – en zwijg als ’t graf.

Leef steeds naar binnen toe gericht –
een toverrijk vol dromen ligt,
verhuld, in ’t brein dat hen omsluit;
geluid van buiten dooft hen uit,
schel licht jaagt hen uiteen als kaf, –
Verneem hun lied – en zwijg als ’t graf!…

Tjoettsjev, vervolgens ook Lermontov (1814-1841), Achmatova (1889-1966) en andere Russische dichters waren een ontdekking voor Jiskoot en maakten hem tot een vertaalverslaafde – hij kon het werk niet meer loslaten en bleef tot kort voor zijn dood vertalen.
Aanvankelijk vertaalde Kees Jiskoot uit liefhebberij en niet met het oog op publicatie. Dat konden de slavisten immers veel beter. ‘De vertaler acht zich een kraai die scherp afsteekt tegen het smetteloze zwerk der Nederlandse vertaalkunde, […] schichtig loerend naar de echte schrijflui: de paradijsvogels onder de vertalers uit het Russisch,’ schreef hij aan het begin van zijn vertaalcarrière. Wel gaf hij zijn vertalingen uit in eigen beheer: op A4-formaat, gebonden in een ringbandje, oplage vijf tot tien exemplaren, en altijd tweetalig, links de Russische en rechts de Nederlandse tekst, beide op de schrijfmachine getikt – van een computer heeft hij in verband met zijn vertaalwerk nooit iets willen weten. De eerste uitgaven waren volumineus en voorzien van een inleiding. Tjoettjevs bundel onder de titel Ik houd van onweer in de lente (1994) bevat honderd gedichten, de keuze uit Lermontovs poëzie, Leven wil ik, lijden wil ik (1995), zeventig.
Ook een pleziervertaler wil erkenning. In 1995 stuurde Kees Jiskoot ‘schroomvallig’ zijn vertalingen van Tjoettsjev en Lermontov naar de ‘echte slavist en vertaler’ Marko Fondse, destijds een van de redacteuren van De Tweede Ronde. In het zomernummer van 1996 werd er een aantal van geplaatst, in latere nummers vrij geregeld ook gedichten van andere Russische dichters.

De Spiegel van de Russische poëzie, Tijdschrift voor Slavische Literatuur (TSL) en Slavische Cahiers
Op aanraden van Anne Stoffel, die zelf ook gedichten vertaalde voor de Spiegel van de Russische poëzie, die in 2000 zou uitkomen, benaderde de auteur van dit artikel, toen ook een van de redacteuren van de Spiegel, Kees Jiskoot voor een aantal bijdragen. In sommige gevallen zou hij ‘uit voorraad’ kunnen leveren, in andere gevallen was hij wellicht bereid vertalingen te maken van voor hem nieuwe dichters. Jiskoot deed graag mee aan de bundel. In totaal zijn er van hem daarin 21 vertaalde gedichten opgenomen van negen verschillende dichters: Aleksandr Poesjkin, Michail Lermontov, Fjodor Tjoettsjev, Valeri Brjoesov, Vladislav Chodasevitsj, Sergej Jesenin, Nikolaj Zabolotski, Semjon Nadson en Semjon Lipkin.
De kennismaking met Kees Jiskoot leidde al snel tot een bijzonder vruchtbare samenwerking. Hij was inmiddels al enkele jaren met pensioen en had alle tijd zich aan zijn vertaalverslaving te wijden. Een aantal dichters had hij zelf al ontdekt en, vaak in verschillende afleveringen, in eigen beheer gepubliceerd. Schrijver dezes tradt nu op als zijn dealer, stuurde hem een dichtbundel toe, die dan enige tijd later weer terugkwam, doordrongen van sigarenreuk, en vergezeld van de in eigen beheer uitgegeven selectie van gedichten met vertaling, inclusief, onveranderlijk, ook een geschreven brief (aan e-mail deed hij niet) in een zeer leesbaar, on-arts handschrift. Een tamelijk willekeurig citaat uit een daarvan:

Beste Willem,

Begunstigd door het slechte weer in juli en begin augustus, dat mij van mijn fiets vandaan hield, schoot ik aardig op in de Gorodetski, Narboet en Marsjak, die je me voor je vacantie ter vertaling had toegestuurd. Van deze drie beviel me Marsjak het beste. Ik bezit van hem, uit de nalatenschap van Marko Fondse, ook zijn vertalingen van Shakespeare’s sonnetten. Heel aardig vertaald! Maar om de kuise Russische oren, vooral die van de censuur, te ontzien, heeft hij van de vriend, de bestemmeling van de eerste 126 sonnetten, zoals je weet, ook maar een vriendín gemaakt, de goochemerd!
Toen ik half augustus na drie boekjes ‘droog stond’, heb ik voor de aardigheid ook maar wat van zijn kindergedichten vertaald en apart gebundeld. Narboets zwerm van natuurgedichten deed me, als vertaler, wel eens, mét Willlem Kloos, verzuchten: ‘Natuur is mooi, maar je moet er wel wat bij kunnen drinken.’ Zijn verzen over bos, bergen, zee, onweer, etc., leunen hier en daar nogal op Tjoettsjev, wiens verzen over deze onderwerpen overigens veel pittiger zijn, vind ik.

Met hartelijke groet,
Kees Marinuszoon1

De productie van Kees Jiskoot was ongekend hoog. In 2005 verschenen er vier uitgaven, in 2007 vijf, in 2009 elf, in 2010 twaalf, in 2012 veertien. In totaal heeft hij tijdens zijn leven 124(!) bundels vertalingen van Russische poëzie van de negentiende en twintigste eeuw in eigen beheer gepubliceerd. Gemiddeld bevat zo’n bundel een dertigtal gedichten, soms wat meer, soms wat minder, afhankelijk van de greep die de te vertalen dichter op de vertaler heeft gehad. Dat betekent dat Jiskoot tussen de drieënhalf en vierduizend Russische gedichten heeft vertaald, een prestatie die niet veel vertalers in de wereld hem zullen nadoen, te meer daar het uitsluitend gaat om berijmde poëzie. Van het vrije vers hield hij zich verre. Daar kon hij zijn dichterlijke talenten niet op botvieren en hij begreep het vaak ook niet.
De 124 uitgaven bevatten werk van meer dan zeventig dichters. Aan enkele ‘geliefde’ dichters (Tjoettsjev, Lermontov, Achmatova en ook Larisa Miller [1940], die hij persoonlijk heeft gekend en die een goede vriendin van hem is geworden) zijn verschillende edities gewijd. Lermontov spant de kroon: zestien verschillende uitgaven, bijna diens gehele oeuvre. Dat leidde tot Jiskoots eerste ‘echte’ boekpublicatie, een keuze uit Lermontovs gedichten onder de titel Ik wil leven, ik wil lijden (bijna dezelfde titel als waaronder zijn eerste in eigen beheer uitgegeven bundel van Lermontovs poëzie was verschenen) bij uitgeverij Benerus, Antwerpen, 2008.
Van de dichters die Kees Jiskoot vertaalde en uitgaf werden regelmatig selecties gepubliceerd in Tijdschrift voor Slavische Literatuur. De verschillende uitgaven van de poëzie van Larisa Miller die Jiskoot maakte en ook de drie uitgaven van Sergej Jesenin, een andere dichter die hem zeer na aan het hart lag, vormden de basis van publicatie van twee boeken in de Slavische Cahiers (Pegasus/Stichting Slavische Literatuur, Amsterdam) in respectievelijk 2011 en 2012. Een jaar later, in 2013, werd hem daarvoor, maar in feite natuurlijk voor zijn hele vertaalarbeid, de Aleida Schotprijs toegekend.
Het opsturen van de selectie van de poëzie van Ivan Aksakov in oktober 2014 ging vergezeld van een brief waarin Jiskoot aankondigde dat hij maar eens een punt achter zijn 25-jarig vertaalwerk moest zetten. ‘Ten eerste krijgen mijn ogen steeds meer moeite met de kleine letters in de woordenboeken, ten tweede begint mijn cerebrale raderwerk te roesten en steeds luider te knarsen.’ Maar hij beloofde nog wel twee laatste uitgaven: een bundel van de door hem vertaalde negentiende-eeuwse dichters en een bundel twintigste-eeuwse dichters, elk met één vers vertegenwoordigd. De beide bundels zijn er inderdaad gekomen, in november en december 2014. In de ‘Verantwoording’ in de laatste bundel zegt hij op zijn typerende manier:

Foto: Wim Jiskoot, 2015

Poëzievertalers mogen dan, naar het woord van Gerrit Komrij, moordenaars zijn, zij proberen wel zo sierlijk mogelijk te worden. Bij voorkeur dus met het elegante floret van een dynamisch-equivalente vertaling, maar soms ook, als het niet anders kan, met de botte bijl, onder het motto: ‘Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan.’ Bij al dit beulswerk dient niettemin steeds een diep respect voor het slachtoffer – de tekst – je te vervullen en het lijk moet er na afloop ook nog eens zo mooi mogelijk bij liggen, een mooie dooie zijn, zoals ze in Brabant zeggen.

Hoewel Kees Jiskoot in dezelfde ‘Verantwoording’ nog een vraagteken zette bij het woord definitief, waarmee hij met de presentatie van zijn twee ‘afsluitende’ bundels zijn langjarige vertaalarbeid dacht af te sluiten, bleken de twee laatste bundels toch zijn zwanenzang – hij overleed op 4 september 2015. Veel van zijn werk wacht nog op ‘officiële’ publicatie.

Willem Weststeijn


1. Het gebruik van deze naam is wat ironisch: de Russen zijn gewend voor- en vadersnaam te noemen (bijvoorbeeld Fjodor Michajlovitsj Dostojevski); naar analogie heeft Jiskoot dus hier ook zijn vadersnaam ingevoerd.

Terug naar overzicht >>>

Dit bericht werd geplaatst in de categorie Vertalers vanuit het Russisch.