Om Diederik Grit alleen vertaler te noemen, zou afbreuk doen aan de veelvoud van rollen die hij vervulde op het gebied van cultuurbemiddeling; hij was docent, wetenschapper, literair én technisch vertaler. De focus lag hierbij op de culturele banden tussen het Nederlandse taalgebied en de Scandinavische talen, met name het Deens.
Hij studeerde Nederlands aan de Rijksuniversiteit Groningen, en tijdens zijn studie was de keuze voor de bijvakken Deens en Noors niet bijzonder doordacht.1 Die beslissing heeft echter wel een grote invloed op zijn latere loopbaan gehad. Grit zou de Nederlandstalige literaire wereld verrijken met een aanzienlijke hoeveelheid Scandinavische werken en vertaalde onder meer Thorkild Hansen en Åsne Seierstad. Een deel van zijn vertaaloeuvre kwam tot stand in samenwerking met Edith Koenders (1962).
Affectie voor Scandinavië
Toch was de keuze voor Scandinavië misschien niet geheel uit de lucht komen vallen; Grits ouders waren ook gecharmeerd van het Hoge Noorden en hebben elkaar zelfs ontmoet in Denemarken. Zij waren allebei lid van de protestantse jeugdbeweging VCJC, Vrijzinnig Christelijke Jeugdcentrale, en namen deel aan de eerste buitenlandse reis van de VCJC in 1947 met als bestemming het door oorlogsgeweld redelijk ongeschonden Denemarken. Het was tijdens deze reis, zo schrijft Grit in het aan zijn ouders gewijde gedenkboekje Altijd reisgenoten (p. 23), dat “de liefde voor elkaar én voor Scandinavië was geboren”.
Zijn vader, Arend Grit (1921-2002), was een bekende architect van voornamelijk woningen en schoolgebouwen. Zijn moeder, Anneke Benthem (1921-2002), was voor haar huwelijk lerares aan meisjesscholen. Grit benadrukt in het eerder genoemd boekje hoe bepalend de invloed van zijn vader is geweest voor zijn eigen belangstelling in de culturele sfeer:
“Van huis uit kreeg [mijn vader] weinig culturele bagage mee, maar hij ontplooide zich in allerlei kunstvormen als toneelspeler, dichter, journalist en natuurlijk vooral als architect en beeldend kunstenaar. (…) Als kinderen hebben wij onze belangstelling voor literatuur en kunst voor een groot deel aan hem te danken (…).”2
Grit was de oudste van drie kinderen, en niet de enige met affiniteit met Scandinavië; zijn zus ging na haar studie Engels in 1974 in Noorwegen studeren, waar ze is blijven wonen.
Zelf vertrok hij enkele jaren later ook naar het Noorden. Nadat hij een tijd werkzaam was geweest als docent Nederlands aan Sint-Maartenscollege in Haren, kreeg hij in 1979 een baan aan de Universiteit Kopenhagen als lector Nederlands. Dit verblijf in Denemarken, dat drie jaar duurde, was doorslaggevend voor Grits verdere ontwikkeling als cultuurbemiddelaar en vertaler.
Grit als cultuurwetenschapper
Tijdens de voorbereidingen voor zijn colleges in Kopenhagen viel het Grit op dat er nauwelijks kennis bestond over de literaire en culturele banden tussen Nederland en Scandinavië, en bij nader onderzoek bleek dat de beschikbare bronnen de lacunes niet op konden vullen, zoals hij vermeldt in het Woord vooraf in zijn proefschrift. Deze constatering vormde de opmaat tot een onderzoek dat zou uitmonden in zeven artikelen over de wederzijdse beeldvorming rond de betrokken literaturen en een bibliografie van Deens-Nederlandse literaire vertalingen gepubliceerd in de jaren 1731 tot en met 1982, uitgegeven in 1986.
De artikelen verschenen tussen 1980 en 1992 in verschillende wetenschappelijke tijdschriften en werden herzien en bewerkt tot het in boekvorm uitgegeven proefschrift Driewerf zalig Noorden: over literaire betrekkingen tussen de Nederlanden en Scandinavië. Hiermee verkreeg Grit in 1994 de doctorstitel bij de net opgerichte Faculteit der Cultuurwetenschappen van de Rijksuniversiteit Limburg in Maastricht.
Het eerste hoofdstuk van Grits proefschrift is een methodologische verkenning. In de volgende vier hoofdstukken staat de relatie van achtereenvolgens vier Nederlandstalige auteurs met Scandinavië centraal: Joost van den Vondel (1587-1679), Willem Bilderdijk (1756-1831), Frederik van Eeden (1860-1932) en Stijn Streuvels (1871-1969). Met deze auteurs uit verschillende perioden als vertrekpunt beschrijft Grit uitvoerig de wederzijdse literaire receptie in Scandinavië en Nederland. In hoofdstuk 6 gaat Grit eerst in op de vraag of er überhaupt mogelijkheden zijn om te spreken van een coherente receptiegeschiedenis van Deense werken in Nederlandse vertaling, gebaseerd op de door hem samengestelde bibliografie over Deense literatuur in Nederland en Vlaanderen tussen 1731 en 1982. Om tot een conclusie te komen gaat Grit dieper in op de gehanteerde methode en de problemen die hij tegenkwam bij het samenstellen van zijn bibliografie. Een groot deel van de vertalingen uit het Deens betreft het werk van H.C. Andersen (1805-1875), die het onderwerp is van hoofdstuk 7, waarin zeventien Nederlandse vertalingen van Andersens “Reisekammeraten” worden besproken. Het slothoofdstuk behandelt de twintigste-eeuwse receptie van Nederlandstalige literatuur in Denemarken.
Het proefschrift is een interessant document om te bekijken in het licht van de verschillende rollen die Grit zelf vervulde op het terrein van de cultuurbemiddeling. Het meest in het oog springt zijn rol als cultuurwetenschapper, die het Nederlandse taalgebied en de wetenschappelijke wereld heeft verrijkt met kennis over Scandinavië en de literatuur ervan. Ook zijn bibliografie is hierbij een onmisbare bron, die ongetwijfeld nog generaties wetenschappers van materiaal zal voorzien.
Voor wat betreft Grits rol als vertaler is met name het hoofdstuk over H.C. Andersen interessant, omdat het inzicht geeft in zijn ontwikkeling en vakinhoudelijke achtergrond. In dit hoofdstuk (getiteld “Makkers en kameraden: een analyse van H.C. Andersens Reisekammeraten in zeventien Nederlandse vertalingen, 1848-1992”) analyseert hij vertalingen van het sprookje in het Nederlands aan de hand van het vertaalkritische model van Katharina Reiß en dus met oog voor de semantische, lexicale, grammaticale en stilistische instructies in de tekst, plus de extralinguale determinanten, zoals bijvoorbeeld tijdsaspect en vakkennis. Het is aannemelijk dat dit onderzoek invloed heeft gehad op zijn eigen ontwikkeling als literair vertaler; het analyseren van zo veel vertalingen geeft een gedegen kennis van de aspecten van het vertalen van een werk, niet alleen gezien vanuit de praktijk van het vertalen, maar ook vanuit vertaalwetenschappelijke hoek.
Veel persoonlijke vertaalopvattingen zijn er niet terug vinden in Driewerf zalig Noorden; het is immers een wetenschappelijk document. Toch staat er in de inleiding, op pagina 23, een aanknopingspunt over hoe Grit dacht over de positie van vertalingen en vertalers. Hij benadert in deze alinea vertalingen als receptiedocumenten, en reflecteert op de grote verantwoordelijkheid van de vertaler; hoewel de originele tekst op meerdere manieren te interpreteren valt, brengt de vertaler haar of zijn interpretatie van de brontekst over op de lezer.
Wisselende ontvangst proefschrift
Grits studie werd wisselend ontvangen. De recensie van Dorthe Schipperheijn, verschenen in De Nieuwe Taalgids, Jaargang 88 (1995), is voornamelijk te zien als een samenvatting van de bevindingen van Grit en bevat nauwelijks kritiek. Zij looft de bundeling van de uiteenlopende artikelen, waardoor er “onderling gemakkelijk relaties kunnen worden gelegd die de bevindingen in de afzonderlijke stukken dikwijls ondersteunen”. De recensie in Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, Jaargang 112 (1996) van de neerlandicus Olf Praamstra is iets kritischer. Praamstra noemt het onderzoek te fragmentarisch, vindt het boek “iets onevenwichtigs” hebben en laakt de “methodologische willekeur”. Ook M.H. van Kuik is in zijn recensie voor BMGN: Low Countries Historical Review, 111/3 (1996), 382–383, niet al te enthousiast over het boek. Zijn kritiek richt zich vooral op de methodologische aanpak en de keuze van de onderwerpen. Daarentegen is scandinaviste Annelies van Hees, die het boek besprak in Filter, 2:2 (1995), weliswaar kritisch over het gebrek aan samenhang tussen de hoofdstukken maar zeer lovend over de nauwkeurigheid van het onderzoek en benoemt zij expliciet “de grote dienst” die Grit de scandinavistiek met zijn dissertatie heeft bewezen.
Ondanks de kritische noten spreken de recensenten waardering uit voor het feit dat het proefschrift lacunes heeft opgevuld in wederzijdse literaire relaties tussen de Lage Landen en het Noorden, en dat het een goede aanzet geeft tot verder onderzoek.
Vertaalcarrière
Weliswaar concentreert Grit zich in zijn proefschrift op literair vertalen, zijn eerste stap in het professioneel vertalen is in de technisch-wetenschappelijke hoek geweest. Ook dit valt terug te leiden tot zijn tijd in Kopenhagen. In het artikel “De vakinhoudelijke component in de vertalersopleiding” uit 1991 beschrijft Grit beeldend hoe zijn beslissing om vertaler te worden tot stand kwam:
Toen ik daar [in Kopenhagen] nog geen jaar werkte, werd mij gevraagd op te treden als gecommitteerde bij de Deense staatsexamens tolk-vertaler Nederlands. Ik herinner me nog heel goed mijn vreselijke gêne, dat ik moest oordelen over kandidaten met wie ik in taalkundig opzicht nog wel kon wedijveren, maar die vakinhoudelijk ver boven mij uitstegen. Ik zou zelf als een baksteen zijn gezakt voor de juridische, economische en technische vertaalexamens die deze kandidaten kregen voorgelegd! (…) Maar deze wat klungelige ervaring heeft me wel aan het denken gezet; ik heb me gestort op Deense en Nederlandse vakteksten, ben zelf beëdigd vertaler geworden, en verscheidene van mijn oud-studenten zijn in het vertalersvak terechtgekomen, één zelfs bij de EG.
Grits besluit om zich te richten op vertalen leidde tot een nieuw hoofdstuk in zijn carrière. In 1982 verliet hij de universiteit in Kopenhagen om docent Nederlands en Documentatie te worden aan het Rijksinstituut voor hoger beroepsopleiding, opleiding tot vertaler, in Maastricht, nu bekend als Vertaalacademie Maastricht, onderdeel van de Zuyd Hogeschool. Deze opleiding was in augustus 1981 van start gegaan en richtte zich op het opleiden van technisch-wetenschappelijke vertalers en tolken. Eén van onderwerpen die hem in het bijzonder boeiden waren cultuurbepaalde termen en uitdrukkingen, realia genoemd. Deze interesse leidde tot het artikel “De vertaling van realia”, voor het eerst gepubliceerd in het tijdschrift Filter (1997, 4:4, 42-48) en later ook opgenomen in Denken over vertalen: Tekstboek vertaalwetenschap (2004 en 2010). Grit geeft daarin een overzicht van de in de praktijk voorkomende strategieën bij het vertalen van realia, en hoe die samenhangen met verschillende tekstsoorten, tekstdoelen en doelgroepen. In deze inleidende verhandeling gaat hij bovendien in op de verschillende vertaalstrategieën en hun geschiedenis, waarbij de focus ligt op literaire teksten. Niettemin onderstreept hij dat deze afwegingen evenzeer van belang zijn voor niet-literaire teksten en legt hij door middel van het onderwerp realia expliciet een verband tussen literair en zakelijk vertalen, en stipt hij hierbij cultuurbemiddeling aan:
“Leden van de ene cultuurgemeenschap hebben meestal geen voorstelling van de denotatie, de objectieve betekenis, van begrippen uit de andere gemeenschap, laat staan van de connotatie, de met die begrippen verbonden associaties. Zo is de Elfstedentocht niet alleen een schaatstocht van tweehonderd kilometer langs elf Friese steden, maar ook verbonden met associaties als een nationaal evenement, een feestelijke sfeer, afzien bij Bartlehiem en klunen over de dijk.”3
Literair vertaaloeuvre
In het artikel schijnen Grits kennis van het vertalen en verknochtheid aan het onderwerp door, en vanaf 2000 richtte hij zich helemaal op het zelf vertalen van teksten; hij stopte met doceren. Uit financiële overwegingen vertaalde hij zakelijke teksten, maar daarnaast begon hij ook met het vertalen van romans.
Al vrij vroeg in zijn literaire vertalersloopbaan ging Grit een samenwerking aan met Edith Koenders, allereerst voor de vertaling van De gode søstre van Leif Davidsen (1950), bij De Geus verschenen onder de titel Bloedverwanten, dat de uitgever sneller wilde uitbrengen dan ze individueel konden en wilden vertalen (Koenders, persoonlijke communicatie via e-mail, 18 november 2018).
Dit project was het begin van een vriendschap en langdurige samenwerking, die in 2006 zou resulteren in de bekroning van hun vertaling Het gelukkige Arabië (1962) van Thorkild Hansen (1927-1989) met de Amy van Markenprijs. De Amy van Markenprijs wordt tweejaarlijks uitgereikt aan een uitmuntende recent uitgekomen literaire vertaling uit een van de Scandinavische talen, en dat de jury hun vertaling inderdaad als uitmuntend beschouwde, blijkt wel uit de lovende woorden in het juryrapport: “De moeilijkheidsgraad en de gelaagdheid van de brontekst hebben de vertalers tot grote inspanningen aangezet en zij hebben die uitdaging met succes volbracht.”4 De vertaling wordt onder andere geprezen om de nauwkeurigheid, het fraaie Nederlands, de creatieve oplossingen en het meedenken met de hedendaagse lezer.
Na dit succes vertaalden ze in 2008 nog een documentaire roman van Hansen, Jens Munk (1965).
Grit en Koenders vertaalden samen ook boeken uit heel andere genres, zoals de tragikomische romans van de Deense bestsellerauteur Erling Jepsen (1956), onder andere de twee romans die bekendheid verkregen door de gelijknamige en meervoudig gelauwerde verfilmingen: Kunsten at græde i kor (2002, film 2006) en Frygtelig lykkelig (2004, film 2008), hier verschenen onder de titels De kunst om in koor te huilen (2008) en Vreselijk gelukkig (2008).
Een andere opvallende naam in het lijstje van vertaalde auteurs is die van Søren Kierkegaard (1813-1855), de bekende Deense filosoof en theoloog. Hoewel Kierkegaards filosofische werken al veelvuldig in het Nederlands vertaald waren, was dit nog niet het geval bij zijn, meer persoonlijke, brieven. De vertaling van Grit en Koenders, uit 2009, vulde deze lacune op.
Hun samenwerking kan zonder twijfel succesvol genoemd worden; ze vertaalden een breed oeuvre van in totaal elf titels. Een verklaring van hun succes als vertalersduo kan waarschijnlijk gevonden worden in het feit dat ze elkaar goed aanvulden, wat naar voren komt in het levensbericht dat door vertaalster Jeanne Holierbroek is geschreven en verscheen in het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in 2013. Hierin somt Koenders de sterke punten op van Grit als vertaler: “historisch besef, een grote vaardigheid in het vinden van de juiste termen, het strikt – soms wel erg strikt… – in acht nemen van de regels uit woordenboeken en grammatica, het vertalen van versjes, het vertalen van ambtelijke taal”. Ze noemt dat hij minder graag werkte aan poëtische teksten en de beschrijving van stemmingen en gevoelens, maar dat zij op dat vlak juist weer meer bedreven was.
Ook individueel vertaalde Grit enkele grote Scandinavische namen en prijswinnaars. Zo begon hij zijn literaire vertalerscarrière in 2002 met Vriend en vijand, een vertaling van de Deense thriller Venner og fjender (2000) van Mark Ørsten (1967). Het is de derde roman van deze auteur, die voor zijn debuutroman in 1995 Det Danske Kriminalakademis debutantpris ontving, een prijs voor misdaadromans van debutanten.
Verder noemenswaardig in zijn vertaaloeuvre zijn de werken geschreven door journaliste en oorlogscorrespondente Åsne Seierstad (1970), die op meerdere vlakken opvallend zijn; het gaat om non-fictie boeken die Grit vertaalde uit het Noors. Het eerste werk van Seierstad dat Grit vertaalde is de bestseller Bokhandleren i Kabul (2002), in 2003 verschenen als De boekhandelaar van Kaboel. In eigen land ontving Seierstad de prestigieuze literatuurprijs Bokhandlerprisen voor deze publicatie, waarna het veelvuldig in de publiciteit kwam door een rechtszaak wegens smaad die werd aangespannen door de hoofdpersoon van het verhaal. Daarna vertaalde Grit nog twee boeken van Seierstads hand, respectievelijk over de conflicten in Kosovo en het dagelijks leven in Irak in de periode rond de Amerikaanse invasie (het laatste samen met Koenders).
Verder onderzoek
Al met al kan gesteld worden dat Diederik Grit, individueel en samen met Koenders, een grote bijdrage heeft geleverd aan de bekendheid van Scandinavische literatuur in het Nederlandse taalgebied, zowel door de vertaling van literaire werken als door zijn wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot literatuur en cultuur.
Verder onderzoek naar Grits rol als cultuurbemiddelaar zou zich kunnen richten op de vele recensies die hij heeft geschreven voor onder andere Tijdschrift voor Skandinavistiek.
Bovendien zou het interessant zijn om te onderzoeken in hoeverre Grit heeft bijgedragen aan het Nederlandse vertaallandschap door zijn functies als voorzitter van de Literaire Sectie van het Nederlands Genootschap van Tolken en Vertalers en als secretaris van de Zuidelijke Afdeling van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, functies die hij in de jaren negentig bekleedde.
Met dank aan Edith Koenders voor het verschaffen van informatie over haar samenwerking met Grit en het ter beschikking stellen van de foto bovenaan dit artikel.
1. Holierhoek, Jeanne. 2013. “Diederik Christoph Grit.” Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde: 56-61. https://www.dbnl.org/tekst/_jaa004201301_01/_jaa004201301_01_0008.php. Geraadpleegd op 20-11-2020.↩
2. Grit, Diederik. 2004. Altijd reisgenoten. Valkenberg: De Hondsrug Pers, p. 65.↩
3. Grit, Diederik. 1997. “De vertaling van realia.” Bezocht op 14 september, 2020. https://www.tijdschrift-filter.nl/jaargangen/1997/44/de-vertaling-van-realia-42-48 ↩
4. van der Liet, Henk, Pauline Sarkar en Rita Verschuur. 2006. “Juryrapport van de Amy van Markenprijs 2006.” Bezocht op 19 september 2020. https://www.leonorachristina.nl/files/Jury%20rapport%20%28def%29%20new%20Amy%20van%20Marken%20prijs%202006.pdf↩